Interview Jan de Monnink
Vond zijn roeping als vaccinatiearts bij de GGD
Vond zijn roeping als vaccinatiearts bij de GGD
Jan de Monnink vond zijn roeping als vaccinatiearts bij de GGD
Jan de Monnink zet de telefoon meteen op de speaker. Hij heeft last van een ontstoken oor en klinkt een tikkeltje roestig – wat maar wil zeggen dat dokters ook ziek kunnen worden. Eind augustus trok hij de deuren van de vaccinatielocatie achter zich dicht. Als een kapitein die het schip als laatste verlaat. “Je weet maar nooit”, zegt hij daarover, “er kan altijd iemand die net is gevaccineerd onwel worden.”
Toen de meeste inwoners in het oosten van Nederland waren gevaccineerd en er geen rijen meer voor de vaccinatiestraat stonden hield het ook voor Jan op. “Dan komt dat zwarte gat alsnog”, grapt hij bitter.
Eigenlijk zou Jan de Monnink huisarts worden. Als jonge Tukker was hij naar Maastricht gegaan om daar medicijnen te studeren en meteen daarna de opleiding tot huisarts te voltooien. “Mijn eerste banen waren op huisartsenposten in Zuid-Limburg. Daar konden ze in die jaren wel dokters gebruiken. Vooral Heerlen staat me goed bij. Een stad met heel veel verslaafden. Die zag je natuurlijk ook geregeld in de praktijk voorbijkomen.”
In die periode werd hij gepolst voor een praktijk in Oldenzaal. “Ik heb daar tijdens mijn middelbareschooltijd een aantal jaar gewoond, dus die stad kende ik goed. Ik verhuisde weer naar Oldenzaal. In afwachting van die post gaf ik les aan een verpleegkundigenopleiding en nam ik waar op een praktijk in Vriezenveen. Totdat ik op een dag hoorde dat de zoon van de huisarts de praktijk ging voortzetten. Dat is niet helemaal netjes gegaan. En dan druk ik me netjes uit.”
De jonge arts solliciteerde op een baan als verzekeringsarts bij het GAK, de organisatie die verantwoordelijk was voor de uitvoering van de sociale zekerheid en inmiddels is opgegaan in het UWV. Zijn taak was te beoordelen of mensen in aanmerking kwamen voor een uitkering, een taak die hij vervulde tot hij als bedrijfsarts bij een arbodienst aan de slag ging. Drie maanden voordat hij 67 werd ging hij met pensioen.
“Dan kom je in dat zwarte gat terecht waar iedereen het altijd over heeft. Nou, niet bij mij. Of ik niet bij GGD aan de slag wilde? Dat wilde ik wel. Geestelijk en lichamelijk was ik nog helemaal in orde en ik heb het altijd heel leuk gevonden met mensen om te gaan, dus waarom niet? Bij de GGD ga je echt met mensen om. Dat is hartstikke leuk. Ik ben nog veel te jong om achter de geraniums te zitten.”
Hij kreeg een korte opleiding on the job. “Van een chirurg, een Fin. Na een paar uur zei hij al: ‘Je kunt het prima zelf, Jan.’ Dus toen ben ik aan de slag gegaan. Als arts moet je vooral goed opletten. Tijdens mijn opleiding heb ik geleerd nooit te gokken. Je bent met iemands gezondheid bezig. Weet je het niet, dan zoek je het op of vraag je het na. In het begin kreeg je vooral te maken met ouderen die bloedverdunners gebruikten om stolsels in het bloed tegen te gaan en met vrouwen die bij een gynaecoloog in behandeling waren. Of ze wel of niet geprikt konden worden. Daar zaten soms wel lastige cases tussen. Nu is veel meer duidelijk dan toen, wij moesten veel zelf uitzoeken.”
Dergelijke cases werden gedeeld in de WhatsApp-groep van GGD-artsen, vanzelfsprekend zonder namen van cliënten te noemen. “Artsen kunnen soms eigenzinnige mensen zijn, maar gevoelige of moeilijke kwesties werden wel gedeeld. En je werkt in een team met anderen. Onderschat verpleegkundigen ook niet. Die hebben veel parate kennis.”
Als hij eerlijk is, dan baalt Jan als een stekker dat hij moet stoppen. “Als er weer werk voor artsen is, komen ze bij me terug. Maar het ziet ernaar uit dat dat voorlopig niet het geval is. En natuurlijk is het ook goed. Het betekent dat er inmiddels zoveel mensen gevaccineerd zijn dat we met zijn allen beter beschermd zijn tegen het virus. Dáár gaat het natuurlijk allemaal om.”